Vanochtend was ik bezig iets op te zoeken in een boek van J.M.A. Biesheuvel. U weet hoe moeilijk dat is: in zijn werk zitten geen alinea’s, hij rammelde gewoon door. Dus voordat je iets gevonden hebt. Maar ik was daarmee bezig, toen er werd gebeld.
Ik naar de deur en daar zie ik een man van ongeveer 55 staan, kalend grijszwart haar, keurig in het pak gestoken, een tas onder de armen. Ik doe open en de man zegt: ‘Ik kom u helpen.’
‘Kom binnen,’ zeg ik, en hij komt binnen, licht mank lopend. ‘Heeft u een herseninfarct gehad?’ vraag ik.
Nee, dat heeft hij niet gehad, hij loopt zijn hele leven lang al mank met zijn rechterpoot.
‘Dan heeft u misschien al een herseninfarct gehad bij uw geboorte.’
Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn. Heeft u koffie?
Die maak ik uiteraard zo voor u. Hij blijkt Johannes Terwal te heten (‘Zegt u maar Jo, dat mag wel’) en begint te snuffelen in een paar boekenstapels die her en der op de vloer liggen. We beginnen te praten over de belangrijke dingen des levens (is er een God, wat doet de benzineverbranding met de mens, zijn er, behalve aardbeien, ook andere bosvruchten die met elkaar kunnen praten), totdat ik hem vraag: ‘Waarmee dan?’
Met mijn plaats in het bestel, zegt hij. Daar kan hij me mee helpen.
‘Mijn plaats in het wat?’
In het bestel, zegt hij heel overtuigend. Want er zijn goden, planeten, profeten en gewone mensen. En ik ben een profeet in dat geheel, kon hij nog een boterham met kaas krijgen.
Natuurlijk, die maak ik voor u. Hij werkt die boterham zo snel weg, dat ik maar voorstel een pannetje erwtensoep voor hem op te warmen. Een voorstel waarmee hij van harte instemt, dus vijf minuten later zit hij met een verbluffende vaart de soep weg te lepelen.
‘Maar een profeet moet toch dingen beweren, is het niet?’ vraag ik.
Uiteraard, zegt hij kalm.
‘Maar wat dan?’
Wat ik moet beweren, daar heeft een ander niks mee te maken, vindt hij. Hij boert even als hij de soep op heeft: ‘Bùrr, prima soep. Mijn complimenten!’
‘Maar als ik bijvoorbeeld zeg: Richard Dawkins is de grootste onder de biologen, dan vindt u dat goed?’
Alles wat ik wil zeggen, is goed. Een profeet heeft zijn eigen woorden. Hij staat op, geeft nog een kruisteken over de rommel in mijn kamer, en zegt: ‘Tot zover. En tot ziens!’
Waar de tas die hij droeg voor diende, is mij nooit duidelijk geworden.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten