Clemens August von Galen (
Dinklage,
16 maart 1878 -
Münster,
22 maart 1946) was een
Duits kardinaal. Hij werd bisschop van
Münster in
1933, vlak voor de benoeming van
Adolf Hitler tot rijkskanselier. Wegens zijn verzet tegen de
nazi's wordt hij ook wel De Leeuw van Münster genoemd.
Hij stamde uit een oud Duits adellijk geslacht: de zeventiende-eeuwse bisschop en krijgsheer
Bernhard von Galen (bijgenaamd Bommen Berend) was een verre voorouder van hem.
Von Galen was een uitgesproken
anti-communist en heeft zich openlijk verzet tegen de
nazi's en hun zogeheten
euthanasiepolitiek (
T-4-euthanasieprogramma), waarbij duizenden
daklozen, geesteszieken en
gehandicapten om het leven werden gebracht.
In
1941 hield hij drie historische
preken tegen de nazi's, die op dat ogenblik reeds 100.000 gehandicapten om het leven hadden gebracht. De tekst van zijn homilie van
3 augustus 1941 in de Lambertikirche in Münster werd later door Britse vliegtuigen boven Duitsland gedropt. Hierop volgde een strikt
Gestapo-huisarrest dat tot
april,
1945 (inmars der Engelsen) zou duren. Daardoor kon von Galen niet tegen de jodendeportaties preken, die eerst later begonnen.
Alfred Rosenberg en
Martin Bormann wilden de rebelse bisschop van Münster na een eventuele nazi-eindoverwinning aan het Oostfront op de Markt in Münster publiekelijk laten ophangen.
Na de inname van het platgebombardeerde Münster door de geallieerden, wilden Engelse en Amerikaanse journalisten allemaal interviews afnemen van de bisschop die de nationaalsocialistische staatsterreur getrotseerd had en zich publiekelijk tegen Hitler had uitgesproken. Von Galen was echter druk met het coördineren van hulp aan vluchtelingen en de herbouw van weeshuizen en kerken in het stadscentrum. Een Britse militair die voor
MI5 werkte, kenmerkte Von Galen als een "doorgewinterde Duitse nationalist" (maar anti-nazi) die het karakter "van een eik" had. Zoals von Galen nazi-misdaden had aangevallen, zo viel hij nu ook de behandeling van Duitse burgers door de geallieerden (incl. Sovjets en
Polen) aan. Hij beschuldigde de geallieerden (niet alleen
Sovjet-Russen, maar ook
Polen en
Engelsen) vanwege de reeds begonnen systematische
verdrijving van Duitse burgers uit
Silezië,
Oost-Pruisen,
Danzig en
Pommeren ervan bewuste etnische zuivering na te streven; de catastrofale voedselvoorziening in de westelijke bezettingszones weet hij aan de "Anglo-Amerikanen" die de Duitse bevolking door een hongersnood zouden willen breken.
Begin 1946 reisde hij naar Rome om er door
Paus Pius XII tot
kardinaal gewijd te worden. Hij werd in Münster als held ingehaald; vele Duitsers zagen in deze benoeming een begin van herwonnen nationaal zelfrespect. Minder dan een week na thuiskomst stierf hij op 22 maart 1946, op 68-jarige leeftijd.
Zijn
zaligverklaringsproces werd in
1955 gestart en in
november 2004 met positief gevolg afgesloten. Op
9 oktober 2005 werd hij door de Portugese kardinaal
José Saraiva Martins, de Prefect van de Congregatie voor de Zalig- en Heiligverklaringen, in de
Sint-Pietersbasiliek in Rome zalig verklaard. Zijn gedenkdag valt op
22 maart.