vrijdag 30 november 2007

Praten met een moordenaar

Tsjechov, Tolstoj en Poesjkin waren ongetwijfeld betere schrijvers dan Zosjtsjenko, Platonov of Vojnovitsj. Toch is het vreemd als je, als slavist, wel stukken over de eerste drie schrijft, maar geen stukken over de tweede drie. Ik vroeg Karel van het Reve eens naar de reden ervan, en hij antwoordde dat hij zich dan teveel met het communisme moest bezighouden.
Ik wilde hierop terugzeggen dat hij toch zijn hele leven al over het communisme schreef, maar Karel werd al door andere vragenstellers aangeklampt, dus ik hield mijn mond. Ik begrijp het nu inmiddels beter: Karel schreef vooral over de theorie van het communisme, en over de gevolgen van die theorie voor de alledaagse praxis, om het zo maar eens te zeggen.
Karel schreef ook eens dat hij één moordenaar kende. Hij zou nooit met die moordenaar in een kamer willen zitten, niet om wat hem zou kunnen overkomen, maar omdat hij dan met die moordenaar zou moeten praten.
Ik heb ook één moordenaar gekend, een man die zijn vrouw had vermoord en daarvoor was veroordeeld. Het was geen pretje met hem te moeten praten, zoals ik eens deed in een café in Alkmaar. Moordenaars zijn, als ik mag afgaan op dat ene gesprek, oninteressante mensen.
(Karel zei in een interview ook eens dat hij graag naar moordpartijen keek in Tatort of Morse, maar dat hij niet naar lynchpartijen of naar vastgebonden mensen kon kijken. Dit om te verklaren dat hij niet veel genoegen beleefde aan de latere boeken van zijn broer Gerard.)
Maar dat niet willen praten met een moordenaar en dat niet willen schrijven over Zosjtsjenko omdat je dan met dat communisme zit - daar zit een overeenkomst in. Karel wilde zich, als het even kon, niet met de menselijke treurigheid bemoeien. Dat maakt zijn werk zo leuk voor een lezer zoals ik.

Geen opmerkingen: