zaterdag 2 februari 2008

Schaaklessen (3)

Haha! De meester heeft zich vergist! Hij heeft dezelfde stelling op het bord gezet als de vorige keer! De meester is héél erg dom!!!
Stil, kinderen. Ja, meisje?
‘Mag ik dit eindspelletje ook meenemen naar Dick, op donderdagavond? Om het met hem uit te spelen, bedoel ik.’
Een uitstekond idee, meisje! Schrijf dan wel de stelling op, anders weet je hem straks niet meer. Dat doe je zo:
Wit: Kf2, Tc2, Pe7, pionnen e4, f3, g3, h4.
Zwart: Kg6, Tb4, Le5, pionnen d4, f7, g5, h6.
Zwart aan zet. En dan moet jij aan de witte kant gaan zitten. Niet aan de zwarte kant, want nu héb je de kans om eens te winnen (of tenminste remise te spelen), dan moet je die kans ook grijpen!
Maar eerst even iets anders. Over de schaaknotatie. Die is over de hele wereld, zelfs in China, zoals wij hem in onze les gebruiken. Alleen de Engelsen hebben nog lang vastgehouden aan een heel ingewikkelde notatie, waarbij bijvoorbeeld De2 zoiets werd als Qdrp17-wf9. Maar ook de Engelsen zijn inmiddels bekeerd tot het eenvoudige systeem dat wij gebruiken. En welke taal spreken alle schakers over de hele wereld? Ze spreken allemaal Engels. In de 19e eeuw was dat Duits, omdat veel Duitsers toen in de wereldtop schaakten. Goethe heeft bijvoorbeeld eens geschreven dat schaken de ‘Probierstein des Gehirns’ is. Een proefstuk voor de hersenen, zou je kunnen vertalen. En Goethe had gelijk.
Nog wat meer over de schaaknotatie. Zet twee paarden op je bord: op b8 en op f6. Je wilt je Pb8 op d7 zetten. Dan noteer je: Pbd7. Die extra b is nodig omdat ook het andere paard naar d7 kan. Hetzelfde met torens. Zet een toren op a1 en de ander op h1. Ta1 gaat naar d1, dan noteer je: Tad1. Als er nu ook nog een loper op f1 staat, dan hoeft dat niet, want dan kan er maar één toren naar d1, dus dan noteer je gewoon Td1. Gesnopen? Uitstekond.
En verzin eens een stelling met twee torens waarin je deze zet zou kunnen doen: T4f5. Ja, meisje?
‘Als die twee torens staan op f4 en bijvoorbeeld f8, meester!’
Uit. Stee. Kond! En waarom hoeft dat nooit bij lopers?
‘Omdat je een witveldige en een zwartveldige loper hebt. Die zitten elkaar dus nooit in de weg!’
Behalve, meisje?
‘Behalve als je een pion gepromoveerd hebt tot bijvoorbeeld een dame. Stel dat je een dame op a8 hebt staan en eentje op d8. Als je Dd8 naar a5 wilt spelen, noteer je Dda5. Wil je je Da8 naar a5 hebben, dan noteer je Daa5.’
Zo is dat! Verbluffend. En als je twee lopers hebt, op b2 en op h8 bijvoorbeeld (dat heb je dus een pion gepromoveerd tot loper, wat eigenlijk heel vreemd is en eigenlijk nooit voorkomt). Je wilt Lh8 naar e5 zetten, dan noteer je Lhe5.
‘Of L8e5, meester!’
Inderdaad, dat mag je zelf kiezen. En je móet L8e5 schrijven als die loper van b2 op h2 staat. Is dat allemaal duidelijk? Ja? Dan gaan we verder met de stelling. Zet hem maar op je bord.
Zwart is aan zet want hij staat schaak. We hadden al gezien dat 1. ..., Kf6 een toren kost, en dat 1. ..., Kh5 een mat oplevert. Zwart doet dus 1. ..., Kg7. Dan kan wit wel 2. Pf5+ spelen, maar dat heeft geen zin: zwart gaat gewoon naar h7, en ik zou wel eens willen weten wie er hier beter staat, wit of zwart. Dus wit speelt 2. Pc6 en hij valt tegelijk zwarts toren en zwarts loper aan. Wat kan zwart hiertegen doen? Hij zal het ene stuk met het andere moeten dekken, dus bijvoorbeeld 2. ..., Ld6 spelen. Wit doet dan 3. Pxb4, Lxb4 en wit heeft een kwaliteit gewonnen: een toren tegen een loper of een paard, dat is een kwaliteit. En zo zou het verder kunnen gaan: 4. Tc4, Lc3 (Dat is de enige plek voor die loper: hij dekt pion d4 en pion d4 dekt de loper.) Nu even opletten: 5. hg5, hg5. Ja, dat moest even, anders doet zwart gh4, wit doet ook gh4 en er staat een geïsoleerde pion, die zwart met Kg6-h5 kan ophalen. We gaan weer verder: 6. Ke2. Dat was weer een goede zet, dat zul je straks wel zien. Zwart doet bijvoorbeeld 6. ..., Kg6. En nu komt het: 7. Txc3, dc3 8. Kd3 en dit mogen jullie allemaal zelf uitspelen. Wit heeft dus eerst een kwaliteit gewonnen, later geeft hij die kwaliteit terug en wint hij een pion en de partij.
Maar het kan ook anders gaan. Vanuit de stelling: 1. ..., Kg7 2. Pc6, Tb5 3. Pxe5, Txe5 en nu even opletten: 4. hg5! Zwart kan op twee manieren terugpakken: Txg5 en hg5. Als hij Txg5 speelt, houdt hij twee geïsoleerde pionnen over, of eigenlijk drie. Jullie begrijpen wel dat een geïsoleerde pion een pion is die niet door een andere pion gedekt kan worden. Dus zwart speelt 4. ..., hg5 en dan kan het zo verder gaan: 5. Td2!, f5 6. ef5, Txf5 7. Txd4, Kg6 en je mag dit eindspelletje zelf uitspelen. Het is vooral dit laatste eindspel, waardoor die stelling zo mooi is, en het is een uitstekond idee om het met Dick uit te spelen, meisje.

Geen opmerkingen: