zaterdag 2 februari 2008

Schaaklessen (2)

Dit is de tweede schaakles, lief. Het heeft niets te maken met de Franse opening, zoals je wel ziet. Die komt in de volgende les weer. In deze stelling moet je ervanuit gaan dat de onderkant de witte kant is. Dat is altijd zo.
Mijn eerste vraag is: wie is er aan zet? Goed gezien: zwart natuurlijk, want zwart staat schaak door dat nare paard op e7. Dus daar moet zwart iets aan doen. Hij moet het paard slaan. Maar waarmee? Of hij kan ‘er een stuk tussen zetten’. Je ziet wel dat dat met een paardschaak niet kan. Dus het enige is: je koning verplaatsen.
Stel dat zwart hier 1. Kf6 speelt. Dan speelt wit 1. ..., Pd5+ en je ziet wel wat er gebeurt: op de volgende zet wint wit zwarts toren. Er zijn veel namen voor, ik noem dit een ‘vlinderschaak’.
Zwart kan ook 1. Kh5 spelen. Dat levert iets moois op. Wit speelt 1. ...g4! (Voor een goeie zet gebruik je zo’n uitroepteken.) Zwart moet op h4 pakken. Dan speelt wit Kg2 (bestrijkt de velden g3 en h3) en op de volgende zet: Pf5. Mat!
Dat moet zwart dus niet spelen. Het verstandigste is eenvoudig: 1. Kg7. Maar dan kan wit 1..., Pc6 spelen, waarmee hij zowel zwarts loper als zwarts toren aanvalt. Dus dat is geen vlinderschaak, maar een vlinderaanval, zou je kunnen zeggen. Dan kan zwart met zijn loper zijn toren gaan dekken, maar dat is niet erg logisch. Zeg zelf. Dus zwart gaat zijn loper dekken met zijn toren: Tb5. Dan ruil je dat spul af: Pxe5, Txe5. En vervolgens speel je Td2. Je wint een pion! En vermoedelijk win je dit fascinerende eindspel!
Wat is het schaken toch een prachtig spel!
(Dank voor dit schaakdiagram, meneer Hemmers.)

Geen opmerkingen: