Dit schilderij werd, samen met nog 40 of 60 van zulke werken, in 1948 door René Magritte gemaakt. Het schilderij heet, waarom weet ik niet, De ellips, een titel die door Magritte zelf is bedacht of door één van zijn vrienden, Louis Scutenaire of Irène Hamoir.
Magritte maakte die schilderijen en gouaches in zeven weken tijd, om ze te exposeren in de Galerie du Faubourg in het deftige Parijs. Hij noemde het zijn période vache, zijn fauvistische periode dus (hoewel mijn vertaling zou zijn: zijn rottijd). Er werd van deze expositie niet één werk verkocht. In het gastenboek stonden opmerkingen als: minder diep dan vroeger, en: typisch Belgische sfeer. De Parijzenaars zagen er weinig in.
Al eerder, tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog, had hij zijn Renoir-periode gehad, een wat minder baldadige maar even vrolijke pseudo-impressionistische periode. Werken uit die tijd werden wel verkocht. Maar na die vache-periode keerde hij terug naar zijn kuise schilderstijl en werd hij wereldberoemd.
Magritte was natuurlijk een uitzondering. Vraagje: zou het ook in de letteren kunnen? Karel van het Reve die op een keer zomaar een dikke roman à la Der Butt van Günter Grass schrijft en dan terugkeert naar zijn eigen documentaire stijl? Of Bertus Aafjes die een bundel gedichten à la Triangel in de jungle van Lucebert maakt? Hans Faverey die een bundel verhalen à la Bob den Uyl schrijft?
Het is, geloof ik, nooit geprobeerd.
zondag 25 november 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten