Jean Meslier was zoon van een textielhandelaar en had aan een Frans seminarie gestudeerd. Veertig jaar lang, van 1689 tot 1729, had hij braaf zijn plichten vervuld als pastoor van de plattelandsparochie Étrépigny, niet ver van Charleville-Mézières in wat tegenwoordig het Franse departement Ardennes is.
Bij de bisschoppelijke inspecties had hij altijd een goede notering gekregen, met één uitzondering, in 1716, toen de plaatselijke landheer zich bij de bisschop erover beklaagd had dat de pastoor hem gekapitteld had voor zijn gebrek aan christelijke naastenliefde tegenover zijn pachters. Voor deze "onbeschaamdheid" had hij van de bisschop een reprimande gekregen. Maar verder was het - ogenschijnlijk - een heel rustige pastoorscarrière.
Bij zijn overlijden bleek dat hij een manuscript van meer dan duizend bladzijden had nagelaten – vervaardigd in drie verschillende handgeschreven kopieën, in bewaring gegeven bij drie verschillende notarissen – waarin hij alle leerstellingen van de kerk weerlegde. Hij stelde honderden interne tegenstrijdigheden vast in de tekst van de bijbel en stelde een groot aantal absurditeiten aan de kaak. Het is duidelijk dat hij in de loop der jaren eerst was gaan twijfelen aan de juistheid van het christelijk geloof, en dat die twijfel vervolgens was verhard tot volledige verwerping, gepaard gaande met een grote frustratie omdat het priesterschap het enige vak was dat hij geleerd had en hij geen andere broodwinning had, zodat hij zijn parochianen jaar in, jaar uit dezelfde verhalen moest vertellen, die naar zijn eigen overtuiging leugens waren.
In de bibliotheek van de pastoor vond men een exemplaar van het destijds beroemde werk van Fénelon, Démonstration de l'existence de Dieu (Bewijs van het bestaan van God), dat door de van zijn geloof gevallen pastoor in de marge koortsachtig van aantekeningen was voorzien, waarin hij de redeneringen van Fénélon stuk voor stuk probeerde te weerleggen.
In zijn "Testament" vroeg Jean Meslier zijn parochianen om vergiffenis voor het feit dat hij hen jarenlang had misleid. Het duurde niet lang voordat kopieën van uittreksels van het "Testament" onderhands begonnen te circuleren.
Voltaire, d'Holbach, Frederik II van Pruisen, Jean-Jacques Rousseau, Diderot, d'Alembert en alle Encyclopedisten zouden het werk lezen en de invloed van Meslier ondergaan. Voltaire liet in 1762 uittreksels publiceren van dit werk, dat zo subversief was dat hij er een "gekuiste" versie van maakte waarin het radicale atheïsme van Meslier wordt afgezwakt tot het door Voltaire voor maatschappelijk veiliger geachte deïsme. De radicale atheïst D'Holbach zou een onverzachte uitgave publiceren, onder de titel Le bon sens du Curé Jean Meslier, suivi de son testament.
Het beruchtste citaat uit het "Testament" van Meslier luidt:
- « Je voudrais, et ce sera le dernier et le plus ardent de mes souhaits, je voudrais que le dernier des rois fût étranglé avec les boyaux du dernier prêtre. »
- ("Ik zou willen, en dit zou de laatste en vurigste van mijn wensen zijn, ik zou willen dat de laatste koning zou worden gewurgd met de darmen van de laatste priester.")
1 opmerking:
Het beruchtste citaat wordt door Meslier in de mond gelegd van een wandelaar. Hij zegt er wel bij dat die wandelaar een verstandig mens is. De tekst uit het "Testament" van Meslier luidt:
« ... souhaitait que tous les grands de la terre et que tous les nobles fussent pendus et étranglés avec des boyaux de prêtres. »
("...wenste dat al de groten der aarde en alle edelen zouden worden gehangen en gewurgd worden met de darmen van de priesters.") (uit het Avant-propos, deel 2; in de uitgave van Coda ISBN 9782849670279, pagina 14)
Een reactie posten