dinsdag 8 april 2008

Twijfel

Ik ben zo door twijfel bevangen, dat ik moet stoppen met deze blog. U kunt, als u dat wilt, mijn verdere berichten hier lezen.

maandag 7 april 2008

Dobbelen

Stel, u bent een echte christen. U gelooft in Jezus, dat die echt bestaan heeft, maar ook God was of is, en dat die man dood ging maar weer levend werd en daarna nog iets deed. Stel.
Dan gaan we een dobbelspelletje spelen. Allebei een dobbelsteen in onze handen. Wie zal er winnen, de heiden of de gelovige?
U zegt: dat weet ik niet. Maar dan is mijn goede raad: bidt U tot God! U gelooft toch in God? Bidden dus.
Mijn vraag aan het publiek is dan: wie wint deze dobbelpartij?

Waarom God niet bestaat

Much of what people do is done in the name of God. Irishmen blow each other up in his name. Arabs blow themselves up in his name. Imams and ayatollahs oppress women in his name. Celibate popes and priests mess up people's sex lives in his name. Jewish shohets cut live animals' throats in his name. The achievements of religion in past history -- bloody crusades, torturing inquisitions, mass-murdering conquistadors, culture-destroying missionaries, legally enforced resistance to each new piece of scientific truth until the last possible moment -- are even more impressive. And what has it all been in aid of? I believe it is becoming increasingly clear that the answer is absolutely nothing at all. There is no reason for believing that any sort of gods exist and quite good reason for believing that they do not exist and never have. It has all been a gigantic waste of time and a waste of life. It would be a joke of cosmic proportions if it weren't so tragic.

(Richard Dawkins in ‘Free Inquire’)

zondag 6 april 2008

Bent u christelijk?

10 - You vigorously deny the existence of thousands of gods claimed by other religions, but feel outraged when someone denies the existence of yours.

9 - You feel insulted and "dehumanized" when scientists say that people evolved from other life forms, but you have no problem with the Biblical claim that we were created from dirt.

8 - You laugh at polytheists, but you have no problem believing in a Triune God.

7 - Your face turns purple when you hear of the "atrocities" attributed to Allah, but you don't even flinch when hearing about how God/Jehovah slaughtered all the babies of Egypt in "Exodus" and ordered the elimination of entire ethnic groups in "Joshua" including women, children, and trees!

6 - You laugh at Hindu beliefs that deify humans, and Greek claims about gods sleeping with women, but you have no problem believing that the Holy Spirit impregnated Mary, who then gave birth to a man-god who got killed, came back to life and then ascended into the sky.

5 - You are willing to spend your life looking for little loopholes in the scientifically established age of Earth (few billion years), but you find nothing wrong with believing dates recorded by Bronze Age tribesmen sitting in their tents and guessing that Earth is a few generations old.

4 - You believe that the entire population of this planet with the exception of those who share your beliefs -- though excluding those in all rival sects - will spend Eternity in an infinite Hell of Suffering. And yet consider your religion the most "tolerant" and "loving."

3 - While modern science, history, geology, biology, and physics have failed to convince you otherwise, some idiot rolling around on the floor speaking in "tongues" may be all the evidence you need to "prove" Christianity.

2 - You define 0.01% as a "high success rate" when it comes to answered prayers. You consider that to be evidence that prayer works. And you think that the remaining 99.99% FAILURE was simply the will of God.

1 - You actually know a lot less than many atheists and agnostics do about the Bible, Christianity, and church history - but still call yourself a Christian.

(Overgenomen uit Evil Bible.com)

Mijn muziek (53)

Richard Bramston (1485? - 1554) was an English composer. Organist of Wells Cathedral 1507-31. Has a single work in the Peterhouse partbook and is also represented in the Gyffard partbook.

zaterdag 5 april 2008

Mijn muziek (52)

Hugh Aston (c. 1485 – buried 17 November 1558) was an English composer of the early Tudor period. While little of his music survives, he is notable for his innovative keyboard writing.

Few details of his life are certain. In 1510 he attempted to obtain the degree of BMus at Oxford University by submitting a mass and an antiphon; it is not certain if the degree was granted. Between 1510 and 1525 he may have lived in London, and may have had some association with the court of Henry VIII. Most likely he was chorus master at St. Mary Newarke Hospital and College in Leicester between 1525 and 1548. He was an applicant for the position of chorus master at Cardinal Wolsey's new Cardinal College, but Wolsey chose John Taverner instead. His exact date of death is not known, but he was buried on 17 November 1558 in Leicester, at St. Margaret's parish. Additional records show that a pension was paid to him up until that date.

Four sacred vocal compositions by Aston survive complete:

  • Missa Te Deum (five voices)
  • Missa Videte manus meas (six voices)
  • Gaude mater matris Christe (five voices)
  • Te Deum laudamus (five voices)

Other compositions survive in fragments.

In addition, he wrote keyboard music, most of which shows an unusually progressive use of idiomatic keyboard technique. Some famous pieces have been attributed to him on stylistic grounds, including the often-recorded and anthologized My Lady Careys Dompe. His Hornepype is also cited as an example of early idiomatic keyboard writing.

Jean Meslier

Jean Meslier (1664-1729) was een Frans dorpspastoor die bij zijn overlijden een "tijdbom" achterliet, in de vorm van een bijzonder explosief manuscript.

Jean Meslier was zoon van een textielhandelaar en had aan een Frans seminarie gestudeerd. Veertig jaar lang, van 1689 tot 1729, had hij braaf zijn plichten vervuld als pastoor van de plattelandsparochie Étrépigny, niet ver van Charleville-Mézières in wat tegenwoordig het Franse departement Ardennes is.

Bij de bisschoppelijke inspecties had hij altijd een goede notering gekregen, met één uitzondering, in 1716, toen de plaatselijke landheer zich bij de bisschop erover beklaagd had dat de pastoor hem gekapitteld had voor zijn gebrek aan christelijke naastenliefde tegenover zijn pachters. Voor deze "onbeschaamdheid" had hij van de bisschop een reprimande gekregen. Maar verder was het - ogenschijnlijk - een heel rustige pastoorscarrière.

Bij zijn overlijden bleek dat hij een manuscript van meer dan duizend bladzijden had nagelaten – vervaardigd in drie verschillende handgeschreven kopieën, in bewaring gegeven bij drie verschillende notarissen – waarin hij alle leerstellingen van de kerk weerlegde. Hij stelde honderden interne tegenstrijdigheden vast in de tekst van de bijbel en stelde een groot aantal absurditeiten aan de kaak. Het is duidelijk dat hij in de loop der jaren eerst was gaan twijfelen aan de juistheid van het christelijk geloof, en dat die twijfel vervolgens was verhard tot volledige verwerping, gepaard gaande met een grote frustratie omdat het priesterschap het enige vak was dat hij geleerd had en hij geen andere broodwinning had, zodat hij zijn parochianen jaar in, jaar uit dezelfde verhalen moest vertellen, die naar zijn eigen overtuiging leugens waren.

In de bibliotheek van de pastoor vond men een exemplaar van het destijds beroemde werk van Fénelon, Démonstration de l'existence de Dieu (Bewijs van het bestaan van God), dat door de van zijn geloof gevallen pastoor in de marge koortsachtig van aantekeningen was voorzien, waarin hij de redeneringen van Fénélon stuk voor stuk probeerde te weerleggen.

In zijn "Testament" vroeg Jean Meslier zijn parochianen om vergiffenis voor het feit dat hij hen jarenlang had misleid. Het duurde niet lang voordat kopieën van uittreksels van het "Testament" onderhands begonnen te circuleren.

Voltaire, d'Holbach, Frederik II van Pruisen, Jean-Jacques Rousseau, Diderot, d'Alembert en alle Encyclopedisten zouden het werk lezen en de invloed van Meslier ondergaan. Voltaire liet in 1762 uittreksels publiceren van dit werk, dat zo subversief was dat hij er een "gekuiste" versie van maakte waarin het radicale atheïsme van Meslier wordt afgezwakt tot het door Voltaire voor maatschappelijk veiliger geachte deïsme. De radicale atheïst D'Holbach zou een onverzachte uitgave publiceren, onder de titel Le bon sens du Curé Jean Meslier, suivi de son testament.

Het beruchtste citaat uit het "Testament" van Meslier luidt:

« Je voudrais, et ce sera le dernier et le plus ardent de mes souhaits, je voudrais que le dernier des rois fût étranglé avec les boyaux du dernier prêtre. »
("Ik zou willen, en dit zou de laatste en vurigste van mijn wensen zijn, ik zou willen dat de laatste koning zou worden gewurgd met de darmen van de laatste priester.")

Heilige

De Zalige Mariano de la Mata Aparicio (Barrio La Puebla, Palencia, 31 december 1905 - Sao Paulo, 5 april 1983) was een Spaans geestelijke en missionaris.

Mariono groeide op in een diep gelovig gezin en trad in 1921 in bij de augustijnen. Na studies in Valladolid en Burgos werd hij in 1929 priester gewijd. In 1931 trok hij als missionaris naar Brazilië. Daar werd hij bekend als boodschapper van de liefdadigheid voor de allerarmsten. Hij was geestelijk leider van de liefsdadigheidsateliers van de heilige Rita van Cassia, die zich bezighielden met het maken van stevige kledij voor de armen. Tijdens pater Mariano's leven hadden die ongeveer 9.000 vrouwen als lid. Pater Mariano bezocht steeds de vier klinieken van de Sint Augustinudparcohie van Sao Paulo. Hij zag heel graag kinderen en had altijd snoepjes voor hen in zijn zakken, zodat die steeds rondom hem zwermden. Hij was ook een groot natuurliefhebber en postzegelverzamelaar. Pater Mariano stierf in april 1983 aan kanker.

Mariano de la Mata werd in 2006 zalig verklaard door paus Benedictus XVI.

vrijdag 4 april 2008

De katholieken

Waar zijn de dames, heren priesters?

En gij geleuft dat?

Wat er mis is met deze goochelarij is het volgende. Dames, heren! Let u op! Er wordt helemaal niet gegoocheld. Niet met enig ‘brood’, noch met enige wijn. Er wordt alleen maar gezegd dat dat brood iets heel anders is. Dat die wijn zomaar Jezus’ bloed zou zijn.
Als u de volgende keer in een katholieke kerk zulke amateuristische trucs tegenkomt, moet u daar eens naar vragen.

Rozenkrans

De Rozenkrans is een gebedssnoer (met 15 grote en 150 kleine kralen), dat wordt gebruikt voor het rozenkransgebed. Dit bestaat uit 150 maal (15 x 10) het Wees Gegroet, afgewisseld, na ieder 'tientje', met een Onze Vader. In plaats van het volledige rozenkransgebed wordt veelal een derde gedeelte, met gebruik making van een kleiner snoer, het zgn. rozenhoedje, gebeden.

De rozenkrans dankt zijn ontstaan aan zeer verschillende religieuze gebruiken, o.a. het herhalend gebed, dat we bij de oude egyptische kluizenaars aantreffen dat in de oosterse kerken leeft (Jezusgebed) en ook in buitenchristelijke godsdiensten (zoals het hindoeisme, boeddhisme en de islam) aangetroffen wordt.

In de liturgische getijden van kloostergemeenschappen werden alle psalmen (150) gebeden; voor de ongeletterden werden de psalmverzen vervangen door 150 Onze Vaders. In de 12de eeuw kwam hiervoor het Wees Gegroet in de plaats. De verdeling in tientjes, waartussen telkens een Onze Vader wordt gebeden, ontstond in de 15de eeuw. Ook ontstond in deze eeuw de aanroepingen bij elk tientje van de rozenkrans, de zogeheten geheimen

Mariabeeld in de grot van LourdesBij het bidden van de rozenkrans staan wij stil bij elk van de vijf onderdelen van de blijde, de droevige en de glorievolle geloofsgeheimen. Dat zijn respectievelijk de geheimen van de menswording, van het lijden en van de verheerlijking van Jezus Chrsitus.

Paus Johannes Paulus II heeft 16 oktober 2002 in de Apostolische Brief Rosarium Virginis Mariae vijf ‘Geheimen van het Licht’ toegevoegd aan het traditionele rozenkransgebed. In deze brief zegt de Paus dat de rozenkrans, als deze met devotie en niet mechanisch wordt gebeden, een ware meditatie is over de geheimen van het leven van Christus. "Door de aanroepingen van het Weesgegroet te herhalen, kunnen wij diepgaand reflecteren op de essentiële gebeurtenissen van de missie van Gods Zoon op aarde, die aan ons zijn doorgegeven door het Evangelie en de Traditie", aldus de Paus. Omdat de vijftien geheimen die tot nu toe bij de rozenkrans werden overwogen, niet de grote gebeurtenissen uit het Openbare Leven van de Heer omvatten, voegt de Paus in zijn apostolische brief vijf geheimen aan de rozenkrans toe, die hij de "geheimen van het licht" heeft genoemd. Deze benaming, zo legde de Paus uit, is gebaseerd op het feit dat Jezus Zich tijdens Zijn openbaar leven gemanifesteerd heeft als het "geheim van het licht": "Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld" (Joh. 9,5). Het gaat om vijf momenten uit het openbare leven van de Heer, te beginnen met Zijn doop in de Jordaan, de aanvang van het openbare leven, en eindigend vlak voor Zijn lijden, dus vlak voor het begin van de droevige geheimen.

Op maandag en zaterdag worden de ‘Blijde Geheimen’ overwogen,
op donderdag de 'Geheimen van het Licht',
op dinsdag en vrijdag de ‘Droevige Geheimen’
op woensdag en zondag de ‘Glorievolle Geheimen’.

Bij het bidden van de rozenkrans staan wij stil bij - dat onzinnige gedeelte moet u eens lezen.

Heilige

Gaetano Catanoso (Chorio de San Lorenzo, Reggio Calabria, 14 februari 1879 - Reggio Calabria, 4 april 1963) was een heilige in het christendom.

Hij werd priester gewijd voor het aartsbisdom Reggio Calabria-Bova. Hij was kapelaan en pastoor in verscheidene parochies. Zijn bisschop benoemde hem ook tot kathedraal kanunnik penitentiarius. Verder was hij spiritueel directeur van het diocesaan seminarie, ziekenhuispastor en biechtvader voor kloosterlingen. Catanoso stichtte ook een zustercongregatie, de Congregatie van de Dochters van de Heilige Veronica (Missionarissen van het Heilig Gelaat).

Hij werd heilig verklaard op 23 oktober 2005. Zijn feestdag is op 4 april.

Je vraagt je toch werkelijk af.

donderdag 3 april 2008

Mijn muziek (51)

William, Monk of Stratford (fl. late 15th - early 16th century) was an English composer. Stratford has a single work, a four-part Magnificat, in the Eton Choirbook. Nothing more is known.

Mijn muziek (50)

Christopher Hoskins (fl. before 1548) was an English composer. Represented by a single work, a Speciosa facta es, in the Gyffard partbooks.

woensdag 2 april 2008

Heilige

Nikolaas (Mykolay) Charnetskyi (Semakivtsi, 18 december 1884 - L'viv, 2 april 1959) was een Oekraïens martelaar.

Mykolay was de oudste van een vrome boerenfamilie. In 1903 ging hij naar Rome om filosofie te studeren en in 1909 werd hij tot priester gewijd in de Grieks-katholieke Kerk. In 1910 werd hij pmrofessor filosofie en dogmatische theologie iaan het seminarie van Stanislaviv. In 1919 trad hij in in het noviciaat van de redemptoristen in Zboiska, nabij L'viv.

In 1926 stichtten de redemptoristen van de ordeprovincie L'viv een missiehuis in Kovel. Na de opening van het klooster en de kerk won pater Charnetski de achting van de bevolking en zelfs van de orthodoxe geestelijken. Hij zette zich in om de oostelijke liturgie zuiver te bewaren. Paus Pius XI benoemde hem tot titulair bisschop van Lebed en tot apostolisch visitator van de Oekraïense katholieken in Wolhynië en Pidliashsha.

Als eerste Oekraïens bisschop uit de congregatie der redemptoristen werd Mykolay Charnetskyi van in het begin een schietschijf. Tijdens de Sovjetbezetting van het Westen van Oekraïene in 1939 werden de redemptoristen er toe gedwongen om Wolhynië te verlaten., Bisdchop Charnetskyi trok zich vervolgens terug in het klooster der redemptoristen in L'viv om moraaltheologie te onderwijzen. Na de intocht der Duitse troepen in 1941, doceerde hij filosofie, psychologie en moraaltheologie aan de theologische academie. Nadat de sovjettroepen in 1944 Galicië heroverd hadden, werd hij in april 1945 gearresteerd, gevangen genomen en meermaals mishandeld. Vervolgens wordt hij Kiev gebracht en veroordeeeld tot 10 jaar gevangenis omdat hij als agent van het Vaticaan gewerkt had. In zijn periode van gevangenschap onderging Charnetskyi samen 600 uur foltering en verhoor. Hij zat op 30 verschillende plaatsen vast, o.m. in Siberië. In 1956 verslechterde zijn gezondheidstoestand zodanig dat de artsen niet meer op zijn overleven rekenden. Hij werd vrijgelaten en naar het ziekenhuis van L'viv gebracht. Hij herstelde echter en betrok een woning samen met de redemptoristenbroeder Klymentiy een woning, voerde zijn apostolaat verder als plaatsvervanger van de bisschop van de Grieks-katholieken Kerk van Oekraïene en bracht zijn tijd door met lezen en bidden, dikwijls in extase verzonken. Hij ondersteunde zijn medebroeders, begeleidde kandidaat-priesters en wijdde meer dan 10 van hen tot priester.

Allen die Mykolay Charnetskyi hebben gekend, getuigen over zijn heilige levenswijze. Van verre bezoeken zieken zijn graf voor genezing. Hij werd in 2001 zalig verklaard als martelaar door paus Johannes Paulus II. Zijn gedenkdag is op 2 april.

De Gyffard en Christ Church partbooks

In the early sixteenth century choirbooks gradually passed out of use in favor of partbooks. (At least for a time some choirs seem to have preferred one type of manuscript, some the other, for in 1524 all the polyphonic music at Magdalen College, Oxford was contained in choirbooks, nine of which had been bought between 1518 and 1524, while in 1529 King's College, Cambridge relied almost entirely on partbooks). Partbooks with small paper leaves were undoubtedly cheaper to produce than large elaborately bound choirbooks of parchment. They were also easier to handle, and probably more convenient for a large number of singers to read from. The choir would no longer gather round a lectern, but would presumably sing from the choir-stalls, except in votive antiphons performed before images, where, unless singing from memory was the practice, each book must have been held by one or more singers for all of those on that part to see.

The number of partbooks surviving is quite considerable, but complete sets are very few. These few include the important Forrest-Heyther and Gyffard sets and the source of Ludford's Lady Masses, British Museum Royal Appendix MSS. 45-48. The Peterhouse and Christ Church sets both lack their tenor books; reconstruction is easy where proper plainsongs in equal notes are involved, but at other times it is an awkward task.

The Gyffard partbooks (British Museum Additional MSS. 17802-5) are an invaluable source for smaller-scale works for the Sarum rite by Taverner, Tye, Tallis and Sheppard in particular: concordances have been traced for only three out of ninety-four pieces. The basic arrangement is: music for the Lady Mass, including Kyries and Alleluias; works for the Office in liturgical sequence from All Saints to Whit Sunday; the Proper of the Jesus Mass, and the three Masses Apon the square; Magnificats; and votive antiphons.

The books were copied in the middle years of the sixteenth century. Work on them may have begun 'as early as the 1540s', but much or most of it was probably done during the Marian reaction of 1553-8, by which time William Mundy and Robert Whyte (b. c. 1530) could have been composing. It would be easy to assume that the manuscripts were still incomplete when Mary died, for the name of 'mr birde' appears. But in fact the man who composed In exitu Israel jointly with Sheppard and William Mundy is probably not the great William Byrd, but Thomas Byrd, Gentleman of the Chapel Royal 1546-8, or the William Byrd who was a chorister at Westminster Abbey when William Mundy was head of the choristers there in 1543-4. Similarly it seems rather improbable that the John Mundy who composed a Kyrie was William Mundy's son John who died in 1630; possibly William had a brother John, or possibly the Christian name is wrong. The Gyffard partbooks show no sign of use, and contain many uncorrected scribal errors. But if designed for liturgical use under Mary, the brevity of their 'working life' might be sufficient reason for this.

The Christ Church Oxford partbooks (MSS. 979-83 ) were copied between about 1580 and 1600 by John Baldwin, who had a hand in completing the Forrest-Heyther manuscripts and who kept a fascinating musical commonplace-book sometimes known as the Baldwin manuscript. The Christ Church books are beautifully neat, and have been used little if at all; they probably formed a kind of private musical treasury. Today they are the leading source for compositions written in the last years of the Sarum rite (especially for numerous responds and hymns by Sheppard and Tallis), and an important one for Latin works composed under Elizabeth. It is interesting to note that some works by Fayrfax and Taverner are still included, as indeed they are in other late sixteenth century manuscripts.

The Gyffard and Christ Church partbooks contain a number of works by lesser composers who, like Tallis, Sheppard and Tye, are known or assumed to have been active before the death of Henry VIII.

Gyffard has works by four men known also from Peterhouse: Knyght (with three works, including a stylish Alleluia Obtine sacris), Appleby (whose Mass for a Mene is a rather pedestrian effort in something of the same style as Taverner's similarly titled piece), Bramston, and Whytbrook (composer of a Mass Apon the square briefly noted in the article on William Mundy). Other composers, most of them represented by single works, include Philip Alcoke, Robert Barber, (?Thomas) Byrd (joint composer with Sheppard and Mundy of In exitu Israel), Robert Cooper, John Ensdale, John Hake, Christopher Hoskins, Hyett, Robert Okeland, Stenings, and Thomas Wryght. Finally there are three composers known also from the Christ Church partbooks: Robert Johnson, John Redford and Philip van Wilder. Gyffard has unusually many anonymous pieces for a mid or late sixteenth-century source, eighteen out of ninety-four. There is a St Matthew Passionand four settings of the Asperges(these seem to be among the oldest works in the manuscript), aVidi aquam, a setting of the Jesus Mass Proper, aKyrie, aTe Deum on the faburden, several responds and short antiphons.

Christ Church contains Wood'sExsurge Domineand a Dum transissetby John Strabridge. There are a few Continental pieces includingIn convertendoand Ubi est Abel, ascribed to (Robert) Douglas, a Scot, but by Lassus.

Mijn muziek (49)

Thomas Ashwell or Ashewell (c. 1478 – after 1513 (possibly 1527?)) was an English composer of the Renaissance. He was a skilled composer of polyphony, and may have been the teacher of John Taverner.

His admission to St. George's Chapel as a chorister in 1491 suggests a birthdate of approximately 1478, but nothing else is known about his early life. He stayed at St. George's until 1493, and account records at Tattershall College in Lincolnshire list him as a singer there in 1502 and 1503.[1] He was in a position of authority at Lincoln Cathedral in 1508, according to records there, and was employed at Durham Cathedral as Cantor or Master of the singing boys, and to provide music for the Lady Chapel, in 1513; no further records survive of his life. The Durham Cathedral archives show the first successor to his duties there as being a William Robson, who began his duties in 1527, and this may be an indication of Ashwell's death some time before that.

Only scattered remnants of Ashwell's music survives. As was common for pre-Reformation music in England in Latin, the large majority of manuscripts were destroyed during the Dissolution of the Monasteries by Henry VIII (and a large proportion of English-language sacred music was destroyed during the subsequent reign of Mary, during her attempt to re-impose Roman Catholicism on the island). Two masses, both for six voices, survive complete in the Forrest-Heyther Partbooks, the first layer of which were copied for Taverner's usage at Cardinal College in 1526-1530. With the fall of Cardinal Wolsey in 1529 the college founded by him was not able to devote resources to such music and so the manuscript was discontinued, and this situation was probably the reason for Taverner's departure that year. This first layer contains the Missa Jesu Christe (for 6 voices) and ten other works by various composers, including Taverner. The other Mass-setting (Missa Ave Maria, also for 6 voices, which is the finer of the two and an outstanding work with similarities to Taverner's Missa Gloria tibi Trinitas) was copied into the partbooks mid-century along with five other settings by other composers, though the dates of composition of both Ashwell Masses were considerably earlier: their style indicates dates of composition possibly even before his appointment at Durham. A few other works survive in other sources, mostly very fragmentary, including a fragment of a Mass for St. Cuthbert, which must date from his time at Durham. A song, "She may be callyd a sovrant lady", printed in a 1530 collection, is Ashwell's only surviving secular composition.

The connection with John Taverner as his possible teacher is tenuous but suggestive. The unsubstantiated suggestion has long existed that Taverner was a chorister at Tattershall, and should this have been the case he would have been there at the same time as Ashwell. Taverner seems to have at least been very familiar with the two Ashwell Masses, as he appears to have used them as models for his own (if the apparent dating is not incorrect, and Ashwell based his on Taverner's). A personal connection with Ashwell would account for the inclusion of his Masses in the Forrest-Heyther Partbooks, copied either by Taverner or for him when he became head of music at Cardinal College, Oxford in 1526. The first layer of the Forrest-Heyther partbooks is headed by Taverner's own Mass Gloria tibi Trinitas (which seems to have much in common with Ashwell's Missa Ave Maria) in six voices, and the only other six-part Mass in this layer is Ashwell's Jesu Christe, all the other works in this first layer being for only five voices (however, the piece immediately following Gloria tibi Trinitas is the hexachord Mass by Avery/Davy Burton: but although there are only five parts in the partbooks, it seems that a sixth part was unintentionally omitted). These partbooks contain generally rather newer music than that of Ashwell, and his inclusion would be typical of a student-teacher relationship.

However, it may equally go some way to explaining Ashwell's presence in the Forrest-Heyther partbooks to recall that the partbooks were compiled for Cardinal Wolsey's new college, and that Wolsey was also Bishop of Durham earlier in his career, and many of the composers had connections to institutions which had connections to Wolsey. It could be that the partbooks were also meant to act as a kind of survey in homage of the most important composers from many of Wolsey's dioceses.

Ashwell's reputation survived at least until the end of the 16th century, since Thomas Morley listed him as an authority in his 1597 treatise A Plaine and Easie Introduction to Practicall Musicke.

Mijn muziek (48)

William Rasor (fl. 1499 - 1514/15) was an early 16th century English composer. Took the Cambridge BMus degree in 1616, and was organist at Trinity College, Cambridge, 1628-44. His output includes English and Latin church music, a dialog between Saul and the Witch of Endor on the text later used by Purcell, and madrigals among which is a lament in the dialog form on the death of Prince Henry. The influence of the new Italian style can be seen in his work, especially in the settings of Latin texts.He composed a Mass found in the Forrest-Heyther Partbooks.

Mijn muziek (47)

Avery Burton (c. 1470 - c. 1543) was an English composer. He is known as the composer of a Mass, Ut re mi fa sol la, in the Forrest-Heyther partbooks (this is probably not the Mass of 1494) and of a Te Deum for organ.In November 1494 he was paid 20 shillings by Henry VII for composing a Mass; in 1509 he became a gentleman of the Chapel Royal. In 1513 he went to France with the Chapel Royal, a Te Deum of his being sung after Mass at Tournai in September; in June 1520 he was present at the historic meeting between Henry VIII of England and Francis I of France, known as the Field of the Cloth of Gold. His name disappears from the records of the Chapel Royal after 1542.

Ruimtefotografie

Could life exist beneath Enceladus? A recent flyby of Saturn's icy moon has bolstered this fascinating idea. Two years ago, images from the robotic Cassini spacecraft orbiting Saturn led astronomers to the undeniable conclusion that Saturn's moon Enceladus was spewing fountains of gas and ice crystals through cracks in its surface dubbed tiger stripes. Last month, Cassini dove through some of these plumes and determined that they contained water vapor laced with small amounts of methane as well as simple and complex organic molecules. Surprisingly, the plumes of Enceladus appear similar in make-up to many comets. What's more, the temperature and density of the plumes indicate they might have originated from a warmer source -- possibly a liquid source -- beneath the surface. A liquid water sea containing organic molecules is a good place to look for life. Pictured above is a vertically exaggerated close-up of some long, venting tiger stripes. The computer composite was generated from images and shadows taken during the recent Cassini flyby. Nine more flybys of Enceladus by Cassini are planned.

dinsdag 1 april 2008

Mijn muziek (46)

Hacomplaynt (c. 1455 - 1528) was a King's scholar at Eton in 1469, and Provost of King's 1509-28 - his name is on the King's Chapel lectern. He has a single work, a setting of Salve regina, in the Eton Choirbook.

Heilige

De heilige Hugo van Grenoble (nabij Valence, 1053 - Grenoble, 1 april 1132) werd in 1078 kanunnik in Valence en in 1080 bisschop van Grenoble. Overtuigd van zijn eigen onkunde, trok hij zich terug en werd hij benedictijner monnik in Chaise-Dieu, maar paus Gregorius VII beval hem weer zijn functie in Grenoble op te nemen. Het was Hugo die land gaf aan de H. Bruno van Keulen om er zijn abdij van Chartreuse te bouwen, de eerste abdij van de kartuizers.

Hugo van Grenoble was een oom van de heilige Hugo van Bonnevaux.

In 1134, slechts twee jaar na zijn dood, werd hij door paus Innocentius II heilig verklaard. Zijn feestdag is op 1 april. Hij is de patroonheilige van Grenoble en wordt aanroepen tegen hoofdpijn.

Topjaar

Het is 1981. We bevinden ons in het laatste jaar van Glenn Gould, zijn topjaar. Zijn allerbeste jaar, met de Goldberg Variaties onder meer. Het hoogtepunt van de barokperiode: dit en dit.

Mijn problemen

Het kunnen er niet zoveel zijn. Er zijn ook mensen, van het liefste geslacht, die bijvoorbeeld borstkanker krijgen.
Ik ken een man die gescheiden is van zijn vrouw, nadat ze borstkanker had gekregen. Ik weet niet of het daardóór was dat ze gescheiden zijn. Maar het lijkt me wel. Een halve vrouw, of zo, heb ik overgehouden.
Die man heeft het leven, dacht ik, niet doorgehad. Na elke operatie zie je elkaar, en je omhelst elkaar - wetend dat er nooit iets stuk kan gaan.